Zaterdag 9 augustus – 07:00 uur. Vandaag staat er samen met Jan een flinke trainingsronde op het programma. Doel: ergens tussen de 60 en 70 kilometer afleggen. Wanneer ik de deur uitstap, is het nog aangenaam koel. De verwachting is dat het 25 graden wordt — vergeleken met de rest van de zomer een prima temperatuur.
Mijn Garmin zegt “Rust”, en na een kilometer een prestatieconditie van -1, wat geen opbeurende meldingen zijn zo net voor een ultra. Halverwege, op de route richting Sprundel, ontmoeten we elkaar. We besluiten een ronde te lopen via Etten-Leur, Rijsbergen, Zundert en Schijf, met daar een geplande stop om de flesjes bij te vullen. Het is nog heerlijk rustig op de paden en het gesprek gaat over van alles, waardoor de eerste dertig kilometer bijna ongemerkt voorbijgaan. Wel merk ik dat het tempo vrij laag ligt; af en toe zie ik 6:00 min/km op mijn horloge verschijnen. Eigenlijk mik ik op zo’n 5:50 min/km, zodat er wat marge is voor korte stops, maar op de een of andere manier zakt het tempo telkens weg zodra ik het check. Misschien had mijn Garmin gelijk, en had ik iets meer herstel moeten nemen afgelopen weken.
Jan laat me onderweg nog een mooi bospad zien, zodat we het saaie fietspad tussen Etten-Leur en Rijsbergen grotendeels kunnen vermijden. Na Zundert pakken we via “het Pannenhuiske” nog wat schaduw mee, en eenmaal in Schijf vullen we opnieuw onze flesjes. Vanaf daar richten we ons op het volgende watertappunt in Hoeven.
Tot nu toe gaat het, afgezien van het lage tempo, best goed. Maar vlak voor het viaduct bij St. Willebrord begint de klim (nou ja, vals plat) me zwaarder te vallen. Mijn ademhaling wordt zwaar en ik voel mijn energie langzaam wegglijden. Hoe dichter we bij Hoeven komen, hoe lastiger het wordt. Ik probeer in elk geval hardlopend de kerk te halen. Daar drink ik flink bij en besluit ik dat het verstandiger is om alleen verder te gaan, in de hoop uit mijn dip te komen door eerst een stukje te wandelen.
Bij de rotonde bij Bovendonk scheiden onze wegen. Ik dribbel rustig richting de Kruisstraat en zie dat ik rond de 55 kilometer uit zal komen. Ik hoef niet lang na te denken: op precies 55 kilometer stop ik mijn horloge en wandel het laatste stukje uit.
Later zie ik op Strava dat Jan gewoon zijn 70 kilometer heeft volgemaakt, en zelfs de laatste 21 kilometer flink heeft versneld.
Ik ben blij dat ik weer verder ben gekomen dan de 45 kilometer van de afgelopen twee weken, maar toch ook teleurgesteld dat ik het niet tot het einde volhield. De oorzaak? Misschien het gewichtsverlies van de afgelopen weken, misschien te weinig voeding onderweg (hoewel ik genoeg bij me had: eierkoeken, stroopwafels, repen – maar uiteindelijk alleen gels genomen). Of misschien zoals mijn Garmin al aangaf toch de optelsom van de trainingen van de afgelopen weken? Hopelijk gaat het volgende weekend beter en groeit het vertrouwen in een goede afloop in Winschoten weer.

